Ik rijd van mijn werk naar het kinderdagverblijf om Rosie op te halen. Oei, ik heb nog maar twee streepjes zie ik op het scherm van de scootmobiel. “Nou Rosie, dit wordt een langzaam ritje naar huis”, zeg ik als ze achterop klimt. Stapvoets rollen we door de stad. Hier en daar zie ik een oplaadkast, dan tap ik even wat stroom af en geef ik Rosie een crackertje. Zo sukkelen we - voor ons gevoel - een eeuwigheid door. We rijden over de Van Woustraat in Amsterdam en midden op het kruispunt met de Ceintuurbaan komen we tot stilstand. Mijn karretje doet niets meer.
Wat een week, schiet er door mijn heen. De accu van mijn elektrische fiets is kapot en heb ik terug moeten brengen naar Leiden. Mijn laptop moet non-stop in de oplader, omdat hij anders uitvalt. De accu van mijn ‘opvouwbare’ reisscootmobiel is ook op, dus daar heb ik net een andere voor aangeschaft. De auto staat bij de garage, vanwege een rammeltje ergens linksonder. En de linkerband van mijn rolstoel is lek. Zo goed als al mijn hulpmiddelen hebben wel iets.
Rosie kwettert vrolijk achter mij over haar dag. Maar bij mij breekt het zweet zich uit. Ok, opletten nu. Ik wil het knopje aanzetten waarbij beide lichten gaan knipperen zodat mensen zien dat ik in de problemen gekomen ben, maar het hele systeem is uitgevallen. Ik kan niets anders dan wild zwaaien met mijn armen naar alle richtingen. Een tram komt van links en er klinkt een bel, zodat mensen weten dat hij de bocht om komt. Gelukkig ziet een man op een fiets ons en hij blokkeert snel met zijn fiets Rosie en mij. In Amsterdam is er altijd haast en ik verbaas mij erover hoe vaak het goed lijkt te gaan met zoveel mensen die door rood lopen en fietsen. De ongeschreven Amsterdamse verkeersregels, waar ikzelf overigens ook hard aan meedoe als ik de stad door fiets. Maar hier midden op één van de drukste kruispunten met mijn kuiken achterop voel ik mij kwetsbaar. De scootmobiel is niet vooruit te duwen (weet ik). Het hele plein wacht af. Meer mensen verzamelen zich om ons heen. Een oudere dame begint Rosie af te leiden die inmiddels brult: “Mama een tram! Mama rijden!” Ik haal de sleutel uit het contact en wacht. Dan doe ik hem erin en ja hoor, hij maakt eindelijk verbinding. Op de allerlaagste slakkenstand rol ik ons naar de overkant de stoep op. Een paar mensen klappen en iedereen zwaait ons gezellig uit. Ineens voel ik hoe moe ik ben. Low battery.