Ik heb pijn. Mijn rug protesteert van het noodgedwongen zitten. Mijn voeten en benen branden. Ik voel daar een snijdende pijn alsof alle spieren gekliefd worden door tientallen messen. Mijn darmen en maag irriteren doorlopend. Mijn stuitje doet zeer. Blijvend aandenken van de bevalling. Ik takel af, denk ik bij mezelf. Pijn is heel mindful. Het brengt je steeds weer naar het hier en nu. Of je wilt of niet.
In mijn scootmobiel rijd ik langzaam over het voetgangerspad. Mijn lijf voelt zwaar aan. Mijn geest is tja ik weet niet eens waar die is. ‘Brainfog’, die term hoorde ik laatst en vind hem wel toepasselijk.
Een man op leeftijd met een eigenwijs rond brilletje spreekt mij ineens aan. “Ben jij niet een beetje te fit om in zo’n ding te zitten?” Plots besef ik weer dat ik eruit zie als een jonge vrouw van in de dertig. Oja. “Niet alles is te zien aan de buitenkant, meneer,” antwoord ik hem. Op dagen als deze, waarbij ik al mijn afspraken heb moeten afzeggen en de thuiszorg mij met het hoognodige heeft moeten helpen, voel ik me radeloos. Hoe kan het toch dat mijn leven zo loopt? Het verdriet stokt ergens in mijn middenrif. Ik krijg het niet naar de oppervlakte. Het zit vast. Als een donkere zware en eenzame steen. De vermoeidheid is onlosmakelijk op zo’n slechte dag. Adem in, adem uit. Deze dag gaat voorbij. Morgen is nieuw. Morgen is alles weer anders.
Mijn scootmobiel parkeer ik buiten het koffietentje. Rosie kent de plek al iets te goed want ze zet het op een holletje. Ze kan enorm genieten van koffie, voor haar melk, drinken met mama. “Hoi,” zeg ik tegen een jonge vrouw die schuin tegenover ons in de leren stoelen zit. Ik heb haar eerder hier ontmoet, bedenk ik mij. Zij heeft een zoontje dat één dag eerder of later geboren is dan Rosie. Ik ben onder de indruk van haar. Ze heeft sportkleding aan en ziet er leuk en ontspannen uit. In mijn hoofd bedenk ik mij dat zij ‘vast zo’n moeder’ is. Sprankelende carrière, heel veel vrienden en lekker met haar kleine dreumes naar festivals. Naast dit soort moeders voel ik mij soms verdrietig. Ik kom over het algemeen niet verder dan boodschappen doen, de zandbak of het koffietentje. De kinderboerderij is echt een traktatie.
Na enige tijd kletsen, wijs ik naar mijn scootmobiel buiten. Ik vertel dat ik eigenlijk in een rolstoel zit. Ze valt stil en kijkt mij aan. Ik vertel haar over de grote veranderingen in mijn leven. Over het moederschap in een rolstoel. Over de pijn en de tergende vermoeidheid. Ze doet haar mond open om iets te zeggen. En sluit hem weer. Dan zie ik dat de tranen over haar wangen lopen. “Dit is zo herkenbaar” zegt ze uiteindelijk. Ik sta perplex.
Nog niet al te lang terug heeft ze een auto ongeluk meegemaakt, vertelt ze. En daarbij hersenbeschadiging opgelopen. Zij is ook voor 100% afgekeurd en zit thuis als huismoeder. Ook zij ervaart deze tijd als moeilijk. Ze heeft veel pijn en is enorm vermoeid. Nu biggelen de tranen bij mij over de wangen. Een wildvreemde. Met zo’n bekend verhaal. Ze hoeft mij niets uit te leggen. Ik zie door haar tranen het verdriet van verlies. Soms, vaak eigenlijk, voel ik mij afgesloten van de rest.
Maar pijn verbindt ook. Gek genoeg.