Als ik iets niet kan, ga ik op zoek naar een hulpmiddel. Het is voor mij een manier om zo zelfstandig mogelijk te zijn en te blijven. Hoe mijn leven eruit zou zien zonder hulpmiddelen? Thuis. Onzelfstandig. Voor alles iemand nodig. Geen vrijheid. Niemand zien. Niets meemaken. Alleen een online leven hebben. Je zou daarom kunnen zeggen dat ik van hulpmiddelen houd. Ik zie het als gadgets die mijn leven gemakkelijker maken. Als ik een nieuw hulpmiddel krijg, kan ik ineens veel meer dan ik gewend ben. Er gaat dan een wereld voor me open. Ik omarm die nieuwe ruimte meteen. Zo wordt mijn leven groter en minder beperkt. Want hoe beperkter, hoe kleiner mijn leven. Na een tijdje kan ik me mijn leven zonder dat nieuwe hulpmiddel zelfs niet meer voorstellen.
Het lijkt nu misschien alsof ik vooral blij ben met mijn hulpmiddelen, maar de keuze tussen wel of geen hulpmiddelen is voor mij een optelsom van plussen en minnen. Een goed voorbeeld van die afweging tussen voors en tegens van de impact van een hulpmiddel, is mijn rolstoel. Hoe het was voordat ik een rolstoel ging gebruiken? In bed en vaak op de rug van mijn ouders rondgedragen worden. Bijna nooit naar school en áls ik naar school ging, rustte ik op mijn rustbankje in de schoolpauze in plaats van dat ik mee buiten speelde. Ik heb een duidelijke herinnering aan hoe ik vanuit mijn raam toekeek terwijl mijn vriendjes en vriendinnetjes buiten op het grasveld tikkertje aan het spelen waren. Dat leven is gelukkig niet meer normaal voor mij, dankzij de rolstoel. Toch was het heel lang mijn grootste wens om zonder rolstoel door het leven te gaan.
Dat komt vooral omdat onze wereld niet ingericht is op rolstoelgebruikers. Voor mij is het een ontoegankelijke wereld. Dagelijks kom ik kleine of grote drempels tegen waar mijn rolstoel op vast loopt. Zelfs in nieuwe gebouwen stikt het van de kleine en grote trappen, zijn liften schaars en zijn invalidetoiletten weggehaald om ruimte te creëren of als opslag in gebruik. Zo belemmert mijn rolstoel me om deel te nemen aan het gewone leven. Ook creëert het een afstand tussen mij en andere mensen doordat ik laag zit. Goed verstaanbaar zijn en iemand aankijken, is moeilijk. Ook nekpijn door het altijd omhoog kijken en extra mijn best doen om gezien en gehoord te worden (omdat mensen over me heen kijken), hoort voor mij bij sociaal contact.
Een andere reden om heel graag zonder rolstoel door het leven te willen gaan, is vanwege het opvallen. Ik wil niet zichtbaar beperkt zijn. Door de rolstoel kan iedereen aan me zien dat er iets met me is. Het is niet fijn als mensen kijken, staren, altijd vragen wat ik heb of me onderschatten door te doen alsof ik verstandelijk beperkt ben. Ongemakkelijke grappen over lopen versus rollen in de trant van “Wil je niet liever lopen?” of “Zullen we daarheen lopen? Oh nee, dat kan niet! Ik bedoel rollen, haha!” komen veel voor. Daarnaast wilde ik geen rolstoel, omdat ik dan zelf niet meer kon doen alsof er niets aan de hand was. In mijn hoofd was een rolstoel een symbool. Ik dacht: “Als ik een rolstoel heb, ben ik pas echt gehandicapt.”
Hoewel de rolstoel ook zorgt voor beperkingen vanwege de plekken die voor mij gesloten blijven, voel ik me juist minder beperkt met de rolstoel. Dat gevoel van vrijheid weegt voor mij op tegen de nadelen. Ik kan afspreken met vrienden, zelf boodschappen doen, naar buiten. Ik kan er nog steeds van genieten dat ik zelf kan bepalen waar ik naartoe wil. Hoewel het soms tijd kost om aan mezelf toe te geven dat ik iets niet meer kan, maken hulpmiddelen mijn leven fijner, makkelijker en ben ik meestal blij dat ik ze heb. Het hulpmiddel verandert niets aan mijn beperking, zoals de rolstoel niets verandert aan het feit dat ik niet kan lopen. Het is alleen een hulpmiddel. Eentje die het probleem van niet kunnen lopen zichtbaar maakt, maar niet de veroorzaker van het probleem is. Juist niet. Zo brengt de rolstoel mij nog steeds op plaatsen waar ik anders niet kan komen en kan ik meedoen terwijl ik anders thuis zit. Ik ben zelfstandiger mét dan zonder. Altijd in oplossingen denken zorgt ervoor dat ik aan een hulpmiddel denk als ik iets wil wat nu niet gaat. Het opvallen of anders zijn neem ik dan voor lief. Natuurlijk zou ik nog steeds liever zonder hulpmiddelen leven en “nee” kunnen zeggen, maar als ik me bedenk hoe een hulpmiddel mijn leven kan verrijken en wat ik eraan ga hebben, valt de beslissing in de richting van een “ja”.