Wij staan op voert campagne voor een toegankelijker Nederland. De teamleden bloggen bij toerbeurt voor de Zonnebloem. Dit keer: Ietje van Halem over stoeptegels en overbodig applaus.
“Vanavond komen we met het Wij staan op-team bij elkaar in Woudenberg, bij pannenkoekenhuis Bergzicht. We onthullen er de achtste sponsorstoeptegel. Een initiatief waarmee we een paar vliegen in één klap slaan. Een Wij staan op-tegel maakt voorbijgangers nieuwsgierig. De bedrijven die ons ermee sponsoren, worden geprikkeld om in de spiegel te kijken, hoe toegankelijk ze zelf zijn. En de opbrengst (200 euro per tegel) kunnen we goed gebruiken. Want campagnevoeren kost geld.
Woudenberg is ook een mooie, centrale plek voor campagneoverleg. Ons team komt namelijk uit alle hoeken van het land. Zelf raakte ik via social media bevriend met initiatiefnemer Pauline Gransier. We deelden een belangstelling voor schrijven. En allebei schreven we regelmatig over de struikelblokken die je met een lichamelijke beperking tegenkomt. Toen ze me over haar plannen voor Wij staan op vertelde, wilde ik gelijk meedoen, en meewerken aan het Wij staan op-manifest.
Binnen
Wij staan op brengt iedereen zijn eigen verhalen, ervaringen en invalshoeken in. Voor mezelf is de essentie van wat we doen: pleiten voor een gelijkwaardige behandeling. Op alle terreinen. Het gaat dan niet alleen om betere toegankelijkheid tot bijvoorbeeld de arbeidsmarkt, of toegankelijk openbaar vervoer. Het gaat ook om een normale bejegening. Ik heb zelf cerebrale parese, waardoor ik moeilijk loop. Maar op de een of andere manier word je dan vaak behandeld alsof je een verstandelijke in plaats van een lichamelijke beperking hebt.
Niet door iedereen natuurlijk. Vaak krijg ik oprechte complimenten van mensen die het ‘knap’ vinden wat ik met mijn beperking doe. Aan de ene kant is zo’n compliment leuk. Maar tegelijkertijd impliceert het dat je iets uitzonderlijks doet. Iets wat niet voor iedereen met een beperking is weggelegd. En van dat idee moeten we nou net af. Wat ik met mijn beperking doe, moet als doodnormaal worden gezien. Iemand zonder beperking krijgt geen applaus als hij zijn eigen boodschappen doet. Ik hoef het ook niet.
Maar de wereld veranderen begint bij jezelf. En eerlijk is eerlijk: soms moet je met een lichamelijke beperking allereerst de knop in je eigen hoofd omzetten. Zelf groeide ik op in de beschermde omgeving van een Mytylschool. Alles is daar aan je beperking en mogelijkheden aangepast. Op zich mooi, maar het gevaar is dat je eraan gewend raakt. En dat je, eenmaal van school, heel hard tegen dingen aan gaat schoppen als iets een keer niet vanzelf gaat.
Dat besef is de laatste jaren sterk gegroeid bij mij. Een tijdlang worstelde ik met mobiel zijn. Regiotaxi's, al het geregel en gedoe eromheen... ik ergerde me er enorm aan. Tot ik me realiseerde dat ik met een rollator prima zelf naar een gewone bushalte kon lopen, en zelfstandig kon reizen. Ja, ik moest erg wennen aan het idee. ‘Ik ben toch geen oude vrouw’, dacht ik eerst. Maar het maakt me veel flexibeler en mobieler, en daar gaat het om. Wat kan mij die rollator dan schelen?
Voor mij was dat een enorme eye-opener. Ik had mijn mobiliteit zelf veel meer in de hand dan ik dacht. Zo'n ervaring gun ik iedereen, en ik hoop vurig dat we met Wij staan op veel mensen daartoe kunnen inspireren!”